Sinds de invoering op 1 januari 2024 van het minimumuurloon doet zich een totaal nieuw vraagstuk voor waar de flexbranche nog niet eerder mee te maken heeft gehad.
Hoe moet je het uurloon vaststellen als er sprake is van een WML-schaal in een cao, zoals de A/2 loonschaal in de M&T-cao’s?
Ik zie daarover meerdere theorieën verschijnen, zoals:
- Het uurloon moet volgens de uitdragende partij van deze benadering bepaald worden op basis van de in de M&T-cao genoemde percentage van 0,607%, waarbij er met een ingewikkelde formule een opslagpercentage op het WML-uurloon wordt berekend: 13,27 + (262 x 0,607% x € 13,27) = € 13,49.
- Het WML-uurloon van € 13,27 moet worden verhoogd met 13 dagen ADV-compensatie. Dit zou dan volgens de eigenaar van deze filosofie en berekening uitkomen op € 13,96 per uur.
Op beide theorieën is nogal wat aan te merken.
- Het percentage van 0,607% heeft betrekking op de omrekening van een maandsalaris vanuit de in de M&T-cao opgenomen maandbedragen naar een uurloon. Echter: vanaf 1 januari 2024 is het WML geen maandbedrag meer, maar een bedrag per uur, ongeacht de arbeidsduur. Dat maakt het percentage van 0,607% wat in de M&T-cao wordt genoemd niet bruikbaar voor die schalen waarop het WML van toepassing is.
- De benadering dat het uurloon verhoogd moet worden met de 13 dagen ADV-compensatie staat haaks op het standpunt wat de Vakraad Metaal & Techniek heeft ingenomen. Zij zijn “eigenaar” van de M&T-cao’s, dus belangrijk om hun uitleg goed te bekijken.
Ingewikkelde cao
De M&T-cao’s zijn altijd al ingewikkeld als het gaat om de vragen als de bepaling van het uurloon in relatie tot de arbeidsduur (38 of 40 uur per week) en vanaf hoeveel uur per week er sprake is van overuren.
Om die reden heb ik in 2021 uitvoerig overleg gevoerd met de SNCU en zijn er vervolgens vragen gesteld aan de Vakraad Metaal & Techniek. De Vakraad antwoordde daarop dat de M&T-cao’s slechts één arbeidsduur kennen en dat is (gemiddeld) 38 uur per week, berekend over een periode van maximaal één jaar.
Voor wat betreft de toekenning van overuren sloot de Vakraad haar antwoord af met: wat betreft de uitbetaling van eventuele overuren is de cao ook duidelijk: uren buiten het dienstrooster. En de vergoeding daarvan is opgenomen in artikel 42 CAO. En ook daar is (nogmaals) het uitgangspunt de 38 uur (en dus niet 40 uur).
Uurloonbepaling WML 2024
Volg je de lijn van de Vakraad ten aanzien van het huidige vraagstuk rondom het WML-uurloon, dan is de situatie als volgt:
Heeft een uitzendkracht een werkweek van 38 uur, dan betaal je (bij 21 jaar of ouder) 38 x € 13,27 uit.
Heeft de inlener een werkweek van 40 uur, dan betaal je 38 uur x € 13,27 uit en 2 uur x € 13,27 verhoogd met het overwerkpercentage.
Standpunt SNCU
Om niet over een nacht ijs te gaan heb ik mijn visie voorgelegd aan de SNCU en zij zijn het helemaal eens met mijn zienswijze.
Gevolgen toepassen andere methode
Als een van de twee methodes die ik aan het begin van dit artikel noemde wordt gevolgd zal er bij een audit geen opmerking gemaakt worden en er dus geen probleem ontstaan. Het uitbetaalde uurloon is immers hoger dan wat er uitbetaald hoeft te worden. Voor een controleur/auditor is er dus geen aanleiding om het hiermee oneens te zijn.
De uitzendkracht zal ook tevreden zijn, want er wordt meer dan het WML uitbetaald.
De inlener zal wel van zich kunnen laten horen als uitgegaan wordt van een hoger uurloon, want dit heeft direct effect op het in rekening te brengen tarief.