Er is iets bijzonders aan de hand met het StiPP-pensioen. Bij het bepalen van de pensioenopbouw van uitzendkrachten tellen ook de gewerkte weken in een ver verleden mee. Maar in de praktijk zijn die gegevens vaak dan al lang niet meer beschikbaar. Henk Geurtsen legt uit hoe dit zit. En komt met een oplossing.
Als een uitzendkracht 26 weken heeft gewerkt, dan is er sprake van een verplichte deelname aan de StiPP Basisregeling. Na een deelname van 52 gewerkte weken in de Basisregeling, ontstaat er recht op de StiPP Plusregeling.
Plusregeling
Bij een onderbreking van minder dan 26 weken, blijft er recht op de Plusregeling. Bij een onderbreking van 26 of meer weken, maar minder dan 52 weken, heeft de uitzendkracht (opnieuw) recht op de Basisregeling.
Als een uitzendkracht in de Plusregeling is opgenomen en de onderbreking is 52 weken of langer, dan begin je daarna weer met een schone lei: eerst moet er opnieuw 26 weken worden gewerkt om recht te hebben op de Basisregeling.
Basisregeling
Als de uitzendkracht in de Basisregeling zit en de onderbrekingsperiode is 52 weken of langer, dan start het tellertje voor de StiPP weer op 0 weken. Ook dan moet er eerst weer 26 worden gewerkt om in aanmerking te komen voor de Basisregeling.
Wat als uitzendkracht nog niet in Basisregeling zit?
Hierbij is sprake van als de uitzendkracht nog geen 26 weken heeft gewerkt. Dan is de zogenaamde referteperiode van toepassing. Daarbij doet zich een wonderlijke situatie voor: er is in de CAO voor Uitzendkrachten geen onderbrekingsperiode vastgesteld als er nog geen 26 weken is gewerkt. Omdat er geen onderbrekingsperiode is, blijven de gewerkte weken tot in lengte van dagen geldig.
Een voorbeeld: iemand werkt gedurende 15 weken via uitzendbureau A. Daarna wordt er jarenlang niet meer via een uitzendbureau gewerkt. 10 jaar later wordt er opnieuw gewerkt via uitzendbureau A. In plaats van na 26 weken, heeft de uitzendkracht na 11 weken werken recht op deelname aan de Basisregeling van de StiPP. Het uitzendbureau kan uit de eigen administratie die historische 15 weken helemaal niet meer vaststellen. Omdat de bewaarplicht verstreken is, zijn die historische gegevens niet meer beschikbaar.
Historische gegevens
Als de weken van 10 jaar geleden niet worden meegeteld, dan zit het uitzendbureau fout. Uit de administratie valt dit echter niet af te leiden, want na zoveel jaren zijn die gegevens niet meer beschikbaar. Zelfs al zou de onderbrekingsperiode geen 10 jaar zijn, maar bijvoorbeeld 3 jaar, dan zal in veel gevallen de informatie ook niet meer actief voorhanden zijn. Is het uitzendbureau overgegaan naar een ander softwarepakket, dan worden de uitzendkrachten die al wat langer uit dienst zijn niet overgezet naar de nieuwe omgeving, omdat dit een enorme vervuiling van data tot gevolg heeft. Intercedentes waaieren ook uit, dus de persoonlijke herinnering zal er ook vaak niet meer zijn. Als de uitzendkracht al een min of meer complete C.V. overlegt, dan blijkt in de praktijk vaak dat korte uitzendperiodes van jaren geleden niet zijn genoteerd bij de werkervaring. Omdat deze categorie uitzendkrachten niet aangemeld is geweest bij de StiPP, kan ook de administratie van de StiPP geen uitkomst bieden.
Bepaling in CAO opnemen
De regelgeving en administratie in uitzendland is zeer complex. In de CAO voor Uitzendkrachten zijn bij de Basisregeling en de Plusregeling heldere termijnen opgenomen wanneer iemand weer met een schone lei start. Dit zou ook het geval moeten zijn voor de situatie dat de uitzendkracht nog geen 26 weken heeft gewerkt bij beëindiging van de uitzendovereenkomst. Het zou goed zijn als dit opgelost wordt door in een volgende CAO voor Uitzendkrachten een bepaling op te nemen voor die gevallen dat een uitzendkracht op het moment van uitdiensttreding nog niet opgenomen is in de Basisregeling. Na een onderbreking van 52 weken of langer zou het tellertje voor de pensioenweken terug op 0 weken gezet moeten worden om de logische lijn te volgen zoals deze geldt binnen de Basisregeling en de Plusregeling.
Dit artikel is ook gepubliceerd op Flexmarkt