Het is de normaalste zaak in uitzendland: als een uitzendkracht een fase A/1-2 overeenkomst heeft met uitzendbeding, dan wordt het dienstverband beëindigd op het moment dat de uitzendkracht ziek wordt. Door een uitspraak in hoger beroep van 17 maart jl. staat dit echter op losse schroeven.
De aanleiding
Een uitzendkracht kreeg medio 2016 een arbeidsongeval. Een belangrijke vraag deze zaak was, of er sprake was van een fase 1-2 contract met uitzendbeding, of dat er eind juni 2016 een fase 3 contract tot 2 oktober 2016 was afgesloten.
Het wel of niet afgesloten hebben van een fase 3 contract lag allemaal niet zo helder en de rechter is van oordeel dat het uitzendbureau niet geslaagd is in het bewijs dat er sprake was van een fase 3 contract. Als gevolg daarvan kon het dienstverband niet rechtsgeldig geëindigd zijn op 2 oktober 2016.
Rechtsgeldigheid uitzendbeding bij ziekte
Doordat er in de ogen van het Hof geen sprake was van een fase 3 contract, kwam de regeling rondom ziekte en het uitzendbeding prominent in beeld. Het Hof heeft overwogen of het van belang was om de vraag of het uitzendbeding rechtsgeldig is bij ziekte voor te leggen aan de Hoge Raad. Alles afwegende vond het Hof dit niet nodig en acht zich voldoende in staat om hierover zelf een uitspraak te doen.
De NBBU- en ABU-cao
In deze zaak gaat het om een uitzendbureau die lid is van de NBBU. De ‘oude’ NBBU- en ABU-cao en ook de huidige uitzend-cao’s hebben omtrent ziekte als er sprake is van een uitzendbeding een gelijke strekking: bij ziekte wordt het dienstverband geacht per direct te zijn beëindigd op verzoek van de inlener.
Het Hof
Tijdens ziekte mag de werkgever de arbeidsovereenkomst niet opzeggen (artikel 7:670 lid 1 BW). Tot 1 juli 2015 (toen de WWZ in werking trad), mocht hiervan bij cao worden afgeweken, wat in de uitzend-cao’s ook het geval was en nog steeds is.
Volgens het Hof is deze bepaling in de uitzend-cao’s sinds 1 juli 2015 in strijd met het opzegverbod tijdens ziekte. Het artikel 7:670 lid 1 BW is van dwingend recht en strekt uitsluitend ter bescherming van de werknemer. Er mag dus geen beroep worden gedaan op de bepaling in de uitzend-cao’s dat het dienstverband per direct is beëindigd als gevolg van ziekte als er sprake is van het uitzendbeding.
De uitspraak is hier te downloaden.
Hoe nu verder?
Of het uitzendbureau in cassatie gaat bij de Hoge Raad, c.q. welke rol de ABU en NBBU hierin kunnen nemen valt nog te bezien. Op basis van de huidige situatie komt de overeenkomst met uitzendbeding in ieder geval opnieuw in een ander daglicht te staan.
Tot 1 januari 2020 werd er door veel uitzendbureaus die gebruik maakten van sectoraal verlonen zeer beperkt gebruik gemaakt van overeenkomsten met uitzendbeding. Door de afschaffing van het sectoraal verlonen en het feit dat repeterende contracten een looptijd van minimaal vier weken moeten hebben was er een verschuiving gaande naar overeenkomsten met uitzendbeding.
Met deze uitspraak moet de rekensom opnieuw worden gemaakt wat verstandiger is: overeenkomsten met of zonder uitzendbeding afsluiten. Daar is geen generiek advies over te geven, het hangt af van de specifieke situatie bij elk afzonderlijk uitzendbureau.
Dit artikel is geschreven door Henk Geurtsen en gepubliceerd in Flexmarkt