Normaal gesproken hebben uitzendkrachten geen recht op een eenmalige vergoeding, omdat eenmalige vergoedingen geen onderdeel zijn van de inlenersbeloning. Bij de Bouw-cao werkt het allemaal een tikje anders. Henk Geurtsen legt uit hoe dat zit.
Geen probleem zult u misschien denken, want eenmalige uitkeringen zijn geen onderdeel van de inlenersbeloning, maar in de Bouw werkt alles anders dan in andere sectoren. Dit artikel is dus van belang voor elke uitzender die (af en toe) in de Bouw werkzaam is.
Eenmalige uitkering Bouw
In de nieuwe Bouw-cao is afgesproken dat werknemers per 1 december 2020 een loonsverhoging van 2% krijgen en daarnaast in december een eenmalige uitkering van € 350,- bruto (parttimers ontvangen naar rato). Er is recht op die eenmalige uitkering als er op 29 juni 2020 sprake was van een werknemer in de zin van de Bouw-cao.
De grensgevallen
Twee voorbeelden ter illustratie:
- Een werknemer in dienst van een bouwbedrijf heeft ontslag genomen per 1 juli 2020 omdat hij een andere baan heeft gevonden. De werknemer is in dienst op 29 juni 2020, en heeft dus in december 2020 alsnog recht op € 350,-.
- Een werknemer is op 1 juli 2020 in dienst getreden bij een bouwbedrijf en werkt daar nog steeds. Hij heeft dus per 1 december recht op de 2% loonsverhoging, maar niet op de eenmalige vergoeding van € 350,-.
De uitzendregels?
Normaal gesproken hebben uitzendkrachten geen recht op een eenmalige vergoeding, omdat eenmalige vergoedingen geen onderdeel zijn van de inlenersbeloning. Bij de Bouw-cao werkt het allemaal een tikje anders. Hiervoor zijn speciale bepalingen opgenomen in de ABU- en NBBU-cao.
In de ABU- en NBBU-cao is opgenomen: “….geldt dat de uitzendonderneming verplicht is bij de opdrachtgever uit te vragen en aan de uitzendkracht te bevestigen welke specifieke bepalingen uit bijlage 2 van de CAO Bouw & Infra voor hem gelden.”
In de Bouw-cao die eind juni is overeengekomen is de nummering gewijzigd en gaat het om bijlage 7, maar dat doet niets af aan de bepalingen met betrekking tot de uitzendregels. Volgens die bewuste bijlage is art. 4.12 van de Bouw-cao van toepassing op uitzendkrachten. In art. 4.12 van de Bouw-cao is de loonsverhoging van 2% én de eenmalige vergoeding van € 350,- opgenomen. Hierdoor komen uitzendkrachten potentieel ook in aanmerking voor deze eenmalige uitkering van € 350,- bruto.
Wat doet de inlener?
Als de uitzendkracht op 29 juni jl. bij een inlener werkte en nu nog steeds daar werkt, dan valt te verwachten dat er weinig tot geen discussie ontstaat met de inlener en dat het sturen van een factuur over de € 350,- (verhoogd met werkgeverslasten) weinig problemen zal opleveren.
Ingewikkelder wordt het als een uitzendkracht in juni bij bouwbedrijf A werkte en nu bij bouwbedrijf B. Bouwbedrijf B is niet verantwoordelijk voor de eenmalige uitkering van € 350,-, want op 29 juni 2020 werkte de uitzendkracht daar niet. Bouwbedrijf A zal er niet vrolijk van worden om een factuur te ontvangen voor een uitzendkracht die al maanden niet meer bij die inlener werkzaam is. De potentiële reactie valt wel uit te tekenen: ‘smeer die factuur maar in je haar’.
Informatie inwinnen bij inleners
Op grond van de ABU- en NBBU-cao moet bij de inleners die onder de Bouw-cao vallen nagevraagd worden welke bepalingen uit de huidige bijlage 7 van de Bouw-cao van toepassing zijn bij die inlener. Als het goed is, zal de inlener verklaren dat zij ook aan ex-werknemers die op 29 juni 2020 bij hen in dienst waren, de eenmalige vergoeding van € 350,- zullen uitbetalen. Op grond daarvan hebben de uitzendkrachten die op 29 juni 2020 bij die inlener werkzaam waren daar dus ook recht op.
Gesprek aangaan met inleners?
Het is van groot belang om het gesprek aan te gaan met de inleners die onder de Bouw-cao vallen, om daarmee gedoe met facturen die niet worden betaald te voorkomen.
Dat dit niet altijd van een leien dakje zal verlopen lijkt voorspelbaar. Het is dan ook zaak om hierin de optimale insteek te nemen en de juiste snaar te raken.
Uitzendkracht werkte niet op 29 juni 2020
Nog ingewikkelder is het als een uitzendkracht door ziekte of verlof niet feitelijk werkte op 29 juni 2020, maar doordat er sprake was van een overeenkomst zonder uitzendbeding, wel op die dag in dienst was bij het uitzendbureau.
Zo zijn er nog wel meer bijzondere situaties denkbaar, waarbij het te ver voert om dit allemaal in dit artikel te verwerken. Dat er werk aan de winkel is mag in ieder geval duidelijk zijn!
Dit artikel verscheen ook op de website van Flexmarkt