De discussie over herinvoering van de uitzendvergunning laait telkens weer op. “Maar daarmee los je het probleem met de ‘foute broeders’ in de uitzendbranche niet op”, zegt Henk Geurtsen. Zijn advies: kijk ook naar de inleners. “Inleners die voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten vormen de voedingsbodem voor foute uitzenders.”
“Ik loop intussen ruim 40 jaar mee in de uitzendbranche. De eerste jaren had elk uitzendbureau zijn vergunning netjes ingelijst aan de muur hangen, want dat was de basis voor je bestaansrecht.
In die tijd van het vergunningstelsel bestond er naast de nette en eerlijke uitzendbureaus ook een behoorlijk groot (donker)grijs circuit van koppelbazen en andere minder fraaie ‘organisaties’ die geen lijstje aan de muur hadden hangen, maar toch gewoon hun gang gingen. Dat was ook de tijd dat er helemaal niet in de bouw uitgezonden mocht worden.
Vrije marktwerking
Met het opheffen van het vergunningstelsel ontstond er veel meer ruimte voor nieuwe toetreders. Daardoor zag je onder andere veel niche-bureau(tje)s ontstaan, die over het algemeen op een nette manier zaken deden en doen.
Maar foute broeders zijn er ook en die waren er ook in de tijd van het vergunningstelsel. In elke sector kom je foute gasten tegen, dus helaas ook in de uitzendbranche. Het opnieuw introduceren van een vergunningsysteem lost dat naar mijn mening niet op en gaat een drempel opwerpen voor jonge ondernemers die op een eerlijke manier een uitzendbedrijf op poten willen zetten en hun eerste uitzendkracht met hun elektrische scooter naar de eerste klant brengen. Welke sector je ook bekijkt; overal doen zich, helaas, situaties voor die je als eerlijke ondernemer doet verafschuwen.
Inlenersverantwoordelijkheid
Inleners die op een nette manier zaken doen, zijn amper een voedingsbodem voor ‘foute’ uitzenders, maar wel die inleners die voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten én alle personele verantwoordelijkheden van zich af willen schuiven. We moeten dus zorgen dat inleners ook een duidelijke en langdurige (financiële) verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de ingeleende uitzendkrachten. Op die manier wordt de vraag naar te goedkope en diffuse uitzendconstructies veel minder aantrekkelijk en als de vraag naar een grijs circuit kleiner wordt zal dus het aanbod aan foute bureaus afnemen.
Branchecontroles
Er zijn op zich voldoende controleorganen, zoals SZW, de SNA en SNCU. Waar een slag geslagen kan worden is een verdere vergroting van de samenwerking tussen deze partijen en daarnaast het uitbreiden van het aantal controles, waarbij de focus dan vooral moet liggen op de foute broeders. Controle en handhaving zal altijd nodig blijven. Een lijstje aan de muur met daarin een vergunning is naar mijn overtuiging niet de oplossing voor het probleem.”
Dit artikel verscheen eerder op de website van Flexmarkt